Diagnostiek
Richtlijnen zijn leidend
De wetenschappelijke verenigingen voor huisartsen (NHG) en internisten (NIV) hebben handvatten opgesteld voor de behandeling van de niet goed functionerende schildklier – zogeheten ‘schildklierfunctiestoornissen’.
Deze richtlijnen helpen artsen in Nederland om schildklieraandoeningen vast te stellen en te behandelen. Het zijn geen dwingende voorschriften, al zien sommige artsen ze wel zo.
Bloedonderzoek
Volgens deze richtlijnen is een bloedwaardentest de meest gangbare methode om de schildklierfunctie te meten. De huisarts laat sinds 1973 standaard TSH testen. Schildklierhormoon remt de aanmaak van TSH af. Daarom geldt de TSH-waarde als een graadmeter voor de productie van schildklierhormonen. Daarnaast laat je arts meestal ook testen op Ft4 (vrij T4). Bij een vermoeden van de ziekte van Hashimoto blijft het testen op antilichamen vaak achterwege, omdat het resultaat hetzelfde is: hypothyreoïdie, ofwel een trage schildklierwerking. Dat is jammer, want deze ziekte geeft nog andere klachten. Dring daarom aan op het laten meten van anti-TPO en anti-TG als je denkt dat je de ziekte van Hashimoto hebt.
Sommige artsen zijn bereid om daarnaast het gehalte T3 of vrij T3 in het bloed laten bepalen. Vrij T3 is het deel van de T3 dan niet is gebonden aan transporteiwitten in het bloed.
Voor de bloedafname verwijzen veel huisartsen hun patiënten door naar een huisartsenlaboratorium. Het is verstandig om niet te eten en, als dat kan, te wachten met het slikken van medicatie totdat je bloed hebt laten prikken.
Normaalwaarden
Op basis van je bloedonderzoek bepaalt je huisarts of je een schildklieraandoening hebt. De normwaarden voor niet-zwangere volwassenen zijn als volgt:
TSH: 0,4 – 4 mU/l
T4: 64 – 160 nmol/l
Ft4: 9,0 – 26 pmol/l
T3: 1,2 – 3,0 nmol/l
Ft3: 3,0 – 8,0 pmol/l
In de praktijk voelt vrijwel niemand met een trage schildklier zich goed bij een TSH-waarde boven 2 mUl *. Overigens kunnen de normwaarden per laboratorium verschillen. Dat komt doordat ze niet allemaal met dezelfde meetapparatuur werken. Het is dan ook verstandig om je bloedwaarden steeds bij hetzelfde laboratorium te laten meten, én om de normwaarden van dat laboratorium te noteren.
*) Bron: Hypo maar niet Happy informatiemap, 2002.
Secundaire hypothyreoïdie? TSH laag
Als de hypofyse niet goed functioneert, kan dit hypothyreoïdie tot gevolg hebben. Bij deze vorm van hypothyreoïdie is de TSH-waarde per definitie laag. Daarom heeft het geen zin om TSH te meten als de hypofyse de oorzaak is van hypothyreoïdie.
Wat betekent de uitslag?
Sorry, dit is een technisch verhaal.
De combinatie van een te hoge TSH-waarde en een lage FT4-waarde wijst op primaire hypothyreoïdie. Omgekeerd wijst een te lage TSH-waarde in combinatie met een hoge Ft4-waarde op hyperthyreoïdie (ofwel: een snelle schildklierwerking).
Het kan uitermate frustrerend zijn als je bloeduitslagen binnen de normwaarden liggen, terwijl je wel degelijk klachten ervaart. Jij bent immers naar je huisarts gegaan, omdat je klachten hebt.
Zo kan de TSH-waarde te hoog zijn terwijl je vrije T4 binnen de normwaarden valt. Dit heet ‘subklinische hypothyreoïdie’. Het woord ‘subklinisch’ betekent dat er geen meetbare aanwijzingen zijn voor een trage schildklierwerking. Dat kan zeker zo ergerlijk zijn.
Bij subklinische hypothyreoïdie zal de (huis)arts (nog) geen schildkliermedicijnen voorschrijven. In plaats daarvan zal hij of zij na enige tijd opnieuw bloed laten prikken, om te zien hoe je bloedwaarden zich ontwikkelen. De TSH-waarde kan namelijk behoorlijk schommelen.
Overigens bevestigt een onderzoek uit 2025 het belang van leeftijdsspecifieke normwaarden voor TSH en T4. Aanpassing van deze waarden bij 50-plussers zal het aantal diagnoses van subklinische hypothyreoïdie terugdringen. Of dat gunstig is, zal de tijd moeten leren.
Standpunt VGNS
Op basis van de ervaringen van onze leden is de VGNS van mening dat uitsluitend afgaan op laboratoriumtesten geen effectieve manier is om schildklierklachten vast te stellen en te behandelen. Artsen moeten de klachten van hun patiënt behandelen, niet hun bloedwaarden.
Kritiek op bloedonderzoek
Maar dat is niet uitsluitend ons standpunt. Ook artsen keren zich tegen het gebruik van bloedwaarden om schildklierproblemen vast te stellen. Recent voerde de Amerikaanse arts Henry H. Lindner * bijvoorbeeld aan dat de TSH-test alleen nuttig is om de oorzaak van klinisch vastgestelde hypothyreoïdie te onderzoeken. Het meten van de waarden voor vrij T4 en vrij T3 ziet hij als directere graadmeters voor de schildklierfunctie. Wel stelt hij dat de normwaarden zo ruim zijn dat ze echt geen optimale waarden kunnen aangeven.
*) Bron: https://www.thyroidopedia.com/post/why-tsh-normalizing-t4-therapy-does-not-work
Vijf argumenten tegen diagnose op basis van bloedonderzoek
In dit oudere filmpje stellen dr. Steve Hotze samen met zijn collega’s Don Ellworth en David Sheridan dat bloedwaarden niets zeggen over hoe de schildklier presteert. Ze noemen hiervoor vijf redenen:
1) De hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed laat zien hoeveel hormonen het bloed naar de cellen brengt. Dat zegt niets over wat de cellen met de hormonen doen.
2) De TSH-waarde zegt niet direct iets over schildklierhormonen. TSH is namelijk een regulerend hormoon uit de hypofyse.
3) De normwaarden voor TSH verschillen per medisch specialisme.
4) De normwaarden voor vrij T4 zijn zo ruim dat je 95 procent van de bevolking ermee afdekt, zodat dat deel van de bevolking altijd binnen de normwaarden valt, ongeacht de symptomen en klachten waarmee mensen bij hun arts aankloppen.
5) Dr. Hotze heeft bloed door twee verschillende labs laten testen. Hij stelde vast dat de uitslagen maar liefst met 25 procent van elkaar verschilden.
Vier alternatieve methoden voor diagnose
Maar hoe kun je hypothyreoïdie dan wel vaststellen? De artsen Steve Hotze, Don Ellworth en David Sheridan hebben nog een filmpje gemaakt waarin ze vier methoden uitleggen om hypothyreoïdie vast te stellen. Het gaat om:
1) Klinische symptomen (zie Hypo of hyper): de artsen benadrukken dat artsen goed moet luisteren naar wat hun patiënt over haar of zijn klachten vertelt.
2) Uiterlijke kenmerken (zie Hypo of hyper): de arts moet lichamelijk onderzoek doen en niet puur afgaan op laboratoriumwaarden.
3) Lichaamstemperatuur: je lichaamstemperatuur weerspiegelt je stofwisseling. Zie ook Broda Barnes’ temperatuurmethode hieronder
4) Familiegeschiedenis: Het is het verstandig om ook de familiegeschiedenis mee te nemen, omdat hypothyreoïdie vaak ‘in de familie zit’.
Broda Barnes’ temperatuurmethode
De temperatuurmethode is ontwikkeld door de arts Broda Barnes. Zijn methode draait om het meten van de lichaamstemperatuur zodra je wakker wordt. Zorg dus dat je thermometer op je nachtkastje klaarligt. Een ouderwetse kwikthermometer blijkt nog de meest betrouwbare meetmethode te zijn.
Vrouwen die menstrueren kunnen het beste pas op de tweede of derde dag na de start van de bloeding hun temperatuur meten.
Als je een hele week je temperatuur opneemt, kun je goed zien of je onder het gemiddelde zit of niet. Als je lichaamstemperatuur rectaal de meeste dagen lager is dan 36,7 °C, is dat een sterke aanwijzing voor hypothyreoïdie. Onder de oksel gemeten is 36,4 °C de kritische grens. Houd er wel rekening mee dat de meeste reguliere artsen dit niet als afdoende bewijs zijn en toch je bloed willen laten testen.
Samengevat:
- Volgens de richtlijnen is bloedonderzoek een goede manier om de schildklierwerking te meten. De arts meet meestal de TSH-waarde en de vrije T4 (het voorloperhormoon).
- Het is een goed idee om er bij je arts op aan te dringen dat hij vrij T3 laat meten (het actieve schildklierhormoon).
- Als je denkt dat de trage schildklier het gevolg is van de ziekte van Hashimoto, kun je erop aandringen dat je arts ook anti-TPO en anti-TG laat meten.
- Eet niet en neem geen schildkliermedicijnen in voordat je bloed laat prikken.
- De normwaarden kunnen per laboratorium verschillen. Laat je bloed daarom altijd in hetzelfde laboratorium testen.
- Een hoge TSH-waarde en een lage FT4-waarde wijzen op een trage schildklier.
Een lage TSH-waarde en een hoge Ft4-waarde wijzen op een snelle schildklier. - Mensen met een trage schildklier voelen zich vaak niet goed als hun TSH-waarde boven de 2 mU/l is.
- Net als sommige artsen vindt de VGNS dat bloedonderzoek niet genoeg is om schildklierklachten te vinden. Artsen zouden ook naar de klachten van hun patiënten moeten luisteren en lichamelijk onderzoek moeten doen. Ook moeten ze onderzoeken of schildklierproblemen in de familie zitten.
- Je kunt zelf ook een trage schildklier opsporen. Dat doe je door een week lang bij het wakker worden je temperatuur te meten. Als je temperatuur vaak lager is dan 36,7 °C (in de anus) of 36,4 °C (onder de oksel) kan dit wijzen op een trage schildklier. Je arts zal evengoed bloedonderzoek laten doen.
